Een jaar na de officiële start van het burgerstadsproject Coehoorn Centraal heeft Annette van Kol van de Radboud Universiteit een case-studie gedaan naar de achtergronden en effecten van het project. Haar doel is om de relaties tussen de betrokken personen (actoren) te onderzoeken die werken aan het tijdelijk invullen van lege ruimten om zo te kunnen verklaren hoe zo’n proces verloopt.
Honig Nijmegen en Coehoorn Centraal
Annette richt haar onderzoek op twee in de directe omgeving gelegen projecten: De voormalige Honigfabrieken langs de Waal in Nijmegen en Coehoorn Centraal. Gezien de beperkte ruimte van een blog, worden hier alleen haar bevindingen met betrekking tot ons project vermeld.
Leegstandsbeheer, buurtreanimatie, protest of bestuurlijke vernieuwing
Er zijn veel manieren om een project als Coehoorn Centraal te bekijken. Waar de een het ziet als een nieuwe variant van pandjes vullen, ziet de ander een sociaal buurtexperiment ontstaan. Opmerkelijk is de zienswijze van Annette, zij citeert Levebvre die stelt dat dergelijke projecten nieuwe rechten toekent aan de inwoners van de stad om ‘hun’ stad vorm te geven. En daarmee lijkt Coehoorn Centraal een combinatie van een protest tegen het ‘blauwdrukdenken’ en een vorm van nieuwe verhoudingen in de stad als het gaat om stedelijke ontwikkeling.
In een ander citaat stelt Annette dat het vormgeven van de stad een van de meest waardevolle en tevens meest genegeerde mensenrechten is.
Ofschoon burgerstadsprojecten de macht kunnen verschuiven naar de initiatiefnemers, ziet zij (zoals mogelijk bij veel projecten, red.) de macht toch nog vooral bij de gemeente liggen. Daarentegen ziet zij wel dat Coehoorn Centraal meer ruimte krijgt (of neemt, red.) dan haar Nijmeegse projectvariant. Vooral het ontbreken van een plan na afloop van de gegeven projecttijd, geeft veel ruimte.
Ideologisch gedreven
Het onderzoek van Annette stelt dat Coehoorn Centraal wat meer ideologisch gedreven is dan het Honig-project. De initiatiefnemers lijken te willen aantonen dat een stad zich ook anders dan uitsluitend met blauwdrukken kan ontwikkelen. Het gaat de initiatiefnemers, zo vervolgt zij, niet om geld verdienen, maar geld gebruiken voor het reactiveren van een gebied. Ondanks de principes achter het project, lijken bewoners volgens Annette relatief weinig invloed te hebben, met uitzondering van het Coehoornpark. Zij ziet de initiatiefnemers, de ondernemers in het project en de gemeente als de partijen die aan de knoppen draaien. Toch is zij van mening dat de aanpak van de initiatiefnemers bewoners en andere betrokkenen laat nadenken of hoe zijn hun stad moeten vormgeven en vooral wie dat moeten doen.
‘Coehoorn wordt niet het nieuwe ontwikkelingsmodel’
In het onderzoek laat Annette ook de experts aan het woord. Daarbij stelt de voormalige projectleider van het Rijnbooggebied (zuidelijke binnenstad), Van der Coelen, dat Coehoorn Centraal een antwoord is op een heel specifieke situatie. Zij ziet hier zeker geen nieuw model uit ontstaan voor toekomstige stedelijke ontwikkeling.
Waar het Honigproject volgens Annette meer de functies van de stad aan de orde stelt, lijkt Coehoorn Centraal toch vooral het recht op het vormgeven van de stad ter discussie te stellen.
Ofschoon veel tijdelijke projecten vaak economisch niet renderen, moeten dergelijke projecten niet worden onderschat. Zij brengen (nieuw) leven in een buurt, versterken de betrokkenheid van de inwoners van de stad bij het vormgeven van hun woon- en werkomgeving en bevorderen een meer democratische stad.
Het terugtreden van de gemeente Arnhem lijkt veel ruimte te geven aan het recht op vormgeven door de burgers en het verkennen van nieuwe visies op stedelijke ontwikkelingsprocessen.
Annette van Kol (Contact voor meer informatie avankol@gmail.com)
August 2014
Bachelorthesis Geography, Planning and Environment (GPM)
Nijmegen School of Management
Radboud University Nijmegen
De citaten zijn uit het Engels vertaald en kunnen daardoor in strekking lichte verschillen vertonen met de door Annette beoogde betekenis.